Ze maakte dit jaar vroeger dan anders haar intrede in mijn leven en mijn lijf. Ik was er niet op voorbereid, hing nog met zoveel draadjes vast aan de zomer toen een stiltegolf mij overspoelde. Ik kon niet anders dan naar binnen keren en haar in de ogen kijken. Mijn naam is Herfst, fluisterde ze.
Jaren geleden overviel me in deze tijd van het jaar een soort droefenis. Ik had nog geen manier gevonden om mee te deinen op de energie van de herfst: al dat vertragen en verkleuren; het regenachtig, zonnig-koud en wolkengrijs terugplooien in en naar de aarde.
Hoe ouder ik word, hoe meer ik kan afstemmen op de uitnodiging waarmee de herfst bij me aanklopt. Dit jaar is dat verstillen. Niet zomaar een beetje maar intens stil worden. Winters stil bijna. In die stilte observeer ik, wik en weeg ik, zoek ik.
Mijn stilte gedijt in een badje van alleen-zijn. Moeilijk uit te leggen, die alleen-zijn-nood. Dat het niet betekent ‘weg van iets’ maar eerder ‘op weg naar’. Naar afronding, bijvoorbeeld, van een cyclus zonder dat het nieuwe zich reeds aandient. Erop vertrouwen dat alles zich toont als de tijd rijp is. De seizoenen doen dit meesterlijk.
In mijn coachingsessies is de herfst als een spiegel aanwezig. Er mag zoveel worden afgerond en losgelaten: patronen, overtuigingen, remmingen, angst, jobs, verbintenissen en weerstand. Dat herfstig loslaat-werk vertrekt vanuit een stevig doorvoelen en doorwroeten van alles wat het lijf al weet. Als mensen écht voelen worden ze écht stil. Zoveel verhalen die dan mogen rusten; woorden die niet meer verhullen en omfloersen.
Stilte. Daarin voltrekt zich het bochtige groeiwerk. En in de bereidheid om los te laten wat mag sterven. Om even moedig en dapper te dwarrelen als herfstblaadjes zonder te weten waarheen, enkel met de belofte deel te worden van een veelkleurig bladertapijt. Dat zal de winterse aarde bedekken en voeding worden voor planten en dieren in de lente.
Maar nu nog even niet.
Nu is het Herfst.
en winters stil.’